Knooppunten en verbindingen (werkvorm)

Situering en doel

Om perspectieven en belangen te verbinden, is het nodig om het terrein van de onderlinge overeenkomsten en verschillen te betreden (zie ook: domein omgaan met verschil – link). Het kan helpen om dit spannende terrein niet onvoorbereid te betreden. Onderstaand schema laat toe om de overeenkomsten en verschillen in ambitie en perspectieven in beeld te brengen en er gesprek (dialoog – link) over te voeren.

Werkwijze en verloop

Het schema maakt onderscheid tussen de 3 bekende niveaus: collectieve belangen, organisatiebelangen, individuele belangen. Daarnaast worden vier thema’s of vragen geïntroduceerd waar iedere partij een eigen beeld of mening bij heeft: wat is het probleem, welke kansen zie je, welke oplossingen heb je voor ogen, in welke vorm wil je de samenwerking gieten.

 

Welke kans wil je benutten?

Welk probleem wil je oplossen?

Welke oplossing zie je?

In welke vorm wil je samenwerken?

Wat is naar jouw oordeel de gezamenlijke ambitie?

 

 

 

 

Wat is de ambitie van jouw organisatie?

 

 

 

 

 

Wat is jouw persoonlijke ambitie?

 

 

 

 

 

Je vraagt de partijen rond de tafel om dit schema in te vullen (individueel werk, huiswerk). Zo heb je een kapstok voor het groepsgesprek.

Je kunt ervoor kiezen om met een gespreksronde te werken: ieder krijgt om beurt de kans om zijn ‘huiswerk’ toe te lichten, de anderen luisteren en stellen eventueel verduidelijkende vragen. Vermijd in deze fase dat er al gediscussieerd of geargumenteerd wordt. Niemand hoeft zich te verdedigen of te verantwoorden. Integendeel: wat telt is de interesse voor alle verschillende invalshoeken en perspectieven.
Als iedereen aan de beurt is geweest kun je als groep op zoek naar gemeenschappelijkheden en verschillen. Vraag actief aan de deelnemers rond de tafel wat hen is opgevallen aan overeenkomsten en verschillen. Overloop zo de verschillende vakjes van het schema. Je maakt samen een “verzamelstaat” op van gelijkenissen, verschillen, knooppunten, verbindingspunten.

Evengoed is het mogelijk om het gesprek meteen per vakje te voeren. Je vraagt dan bij ieder vakje dat iedereen rond de tafel zijn inbreng doet. Je gebruikt dit gesprek per vakje om overeenkomsten en verschillen te noteren. Deze manier van werken sluit beter aan bij de klassieke vergadercultuur. Er is dan sneller onderlinge interactie, gericht op het thema van ieder vakje. Het gevaar is hier dat men gemakkelijker in discussie dan in dialoog terecht komt en dat er minder geluisterd wordt naar de onderlinge verschillen en overeenkomsten.

Meer info
Kaats, E. & Opheij, W. (2013). Leren samenwerken tussen organisaties. Deventer: Kluwer / Vakmedianet, p.