De kinderen mogen een vis met een magneetje eraan vastgemaakt vangen. De juf leest het woord op de gevangen vis geanalyseerd: V-I-S. Staat er ‘vis’ op, dan mag de vis in de emmer met de andere vissen. Staat er I-V-S, S-OE-P of B-A-L op, dan moeten deze vissen in de andere emmer.
Dit is een effectieve oefening omdat de link tussen het gesproken en geschreven woord gelegd wordt.