In het eerste jaar komen onze studenten in het eerste semester voor 3 praktijkdagen langs op school, waarbij de focus vooral ligt op (vakoverschrijdend) observeren en het leren kennen van de school, klassen en leerlingen.

In het tweede semester zijn er 2 praktijkdagen, waarbij de focus ligt op observatie en participatie binnen één of -bij voorkeur- beide onderwijsvakken van de student. Afsluitend is er een beknopte blokstage, waarin de studenten 2u lesgeven per onderwijsvak. Deze twee weken (observatie- en lesweek) zijn lesvrij gemaakt voor onze studenten, zodat ze zich ten volle kunnen focussen op de stagelessen en de grondige voorbereiding hiervan.

Tijdens deze stageperiode worden ze begeleid door de vakmentoren op de stageplaats én hun ankerfiguur, een hogeschooldocent die vast aan de school is verbonden. De docent evalueert de stage, samen met de (vak)didactische kennis die studenten op de hogeschoolcampus opdoen, op basis van de competentiematrix.

Stageplaatsing en -organisatie

Studenten worden geplaatst door de praktijkcoördinatie, de aanvragen gebeuren via lerarenstage.be. De ankerfiguur ondersteunt de school waar nodig.

Praktijkdagen eerste semester (4u per praktijkdag, focus ligt op observeren, kan in duo)

  • Dinsdag 5/11/24
  • Dinsdag 19/11/24
  • Dinsdag 26/11/24

Praktijkdagen tweede semester (4u per praktijkdag, met binnen deze uren tijd voor korte participatiemomenten)

  • Dinsdag 25/02/25
  • Dinsdag 11/03/25

Blokstage tweede semester (2u per onderwijsvak)

  • Observatie- en participatieweek: 28/04 tot 2/05/25
  • Lesgeefweek: 5/05 tot 9/05/25

Studenten LO en PK gaan voor die onderwijsvakken aan de slag in een lagere school. De stage voor hun ander vak gaat wel door op een ankerschool, maar enkel in het tweede semester. Ook BR-studenten doen stage buiten het secundair onderwijs.

 

Stage-invulling

Eerste semester

In het eerste semester gaan studenten tijdens elk van de 3 praktijkdagen telkens minstens 4u observeren, los van hun vakkencombinatie. Studenten gaan aan de slag met concrete observatieopdrachten, gekoppeld aan hun vak Leer-Kracht 1. Per praktijkdag wordt een andere focus gelegd: 

  • Praktijkdag 1: Groepsontwikkeling en welbevinden bij leerlingen 
  • Praktijkdag 2 : Motivatie 
  • Praktijkdag 3: Effectief leren bij leerlingen

Daarnaast steken studenten steken hun handen uit de mouwen waar mogelijk en gaan ze informeel in gesprek te gaan met de vakmentor en leerlingen. Er moeten voor deze stagedagen geen verslagen ingevuld worden of formele gesprekken gevoerd worden.

Tweede semester

In het tweede semester gaan studenten eerst participerend aan de slag tijdens de twee praktijkdagen. Studenten krijgen participatieopdrachten waarbij ze iets samen met de vakmentor uitproberen, een gerichte taak opnemen of een klein stukje van een les voor hun rekening nemen.

De participatie wordt geleidelijk aan opgebouwd. Tijdens de eerste praktijkdag participeren studenten zonder voorbereiding. Ze maken daarna met de vakmentor afspraken om tijdens de tweede praktijkdag iets uit te proberen of met een grotere mate van verantwoordelijkheid te ondersteunen.

Concrete voorbeelden van wat het participeren tijdens de tweede praktijkdag kan inhouden (niet-exhaustieve lijst):

  • Een leerling begeleiden en ondersteunen
  • Een groepje leerlingen ondersteunen tijdens groepswerk
  • Oefeningen van leerlingen nakijken
  • Een oefening met oplossing (klassikaal) maken
  • Een kort lesfragment overnemen
  • Een stukje les geven of hernemen voor een kleine groep leerlingen
  • Een lesbegin geven
  • Een les afsluiten
  • Een tussentijdse vastzetting of synthese voorbereiden en geven
  • Dezelfde inhoud als de vakmentor geven (in twee groepen werken dus)
  • Een toets afnemen/begeleiden
  • Visuele ondersteuning ontwikkelen en voorstelen
  • Een korte samenvatting geven op het einde van de les
  • Een bordschema opbouwen
  • Een oefening voorbereiden en geven
  • Een moeilijk onderdeel op een creratieve manier aanbrengen
  • Een quiz voorzien op het einde van de les

Van vakmentoren wordt vooral verwacht dat zij:

  • ervoor open staan dat studenten hun eerste kansen grijpen. Fouten maken mag, de studenten zetten hun eerste stappen.
  • samen met de student tijdens de praktijkdag in februari bekijken wat en hoe de student kan participeren in maart. Indien dit nog moeilijk te zeggen valt, neemt de student later contact op met de vakmentor om dit te bespreken.
  • ervaringen delen met studenten.
  • de participatie kort nabespreken met studenten.

 

Tijdens de blokstage gaan studenten actief aan de slag en geven ze 2u per onderwijsvak les. Studenten krijgen bij voorkeur voor de paasvakantie een lesonderwerp of lesdoel van de mentor en werken zelfstandig de les uit in een lesfiche, die ze delen met de mentor. Tijdens de observatieweek observeren ze de klassen en lessen die ze de week daarop zullen overnemen.

Het is zeker toegestaan dat teamteaching wordt toegepast tijdens deze lessen. De student neemt hierin wel idealiter zoveel mogelijk de leiding. Na de les geeft de mentor mondelinge feedback. Voor schriftelijke feedback wordt na de stage via mail een link gedeeld naar ons digitaal feedbackplatform. Het volstaat om één keer de digitale feedback in te vullen, bij voorkeur aan na de laatste les van de student. 

Mogen we vragen de feedback binnen de week na ontvangst van de e-mail in te vullen? De stagebegeleider vanuit de hogeschool gaat hier dan verder mee aan de slag.

 

Elke student wordt begeleid door de ankerfiguur als stagebegeleider vanuit de opleiding. Deze begeleider doet in principe geen lesbezoeken tijdens de praktijkdagen, maar volgt wel de ervaringen die studenten opdoen op. Tijdens de blokstage komt de stagebegeleider wel op bezoek.