RAPPORT - De (on)zin van pedagogische studiedagen

Naar aanleiding van de plannen van de Vlaamse regering om de pedagogische studiedagen in het onderwijs te hervormen, heeft Teacher Tapp Vlaanderen een onderzoek uitgevoerd naar de waarde en impact van deze studiedagen voor onderwijsprofessionals. Het rapport, getiteld “De (on)zin van pedagogische studiedagen”, biedt inzicht in hoe leraren de huidige invulling van deze dagen ervaren en hoe de aangekondigde hervormingen hun dagelijkse praktijk en professionele ontwikkeling kunnen beïnvloeden.

Raadpleeg hier het rapport.
Lees hieronder een korte samenvatting van het rapport.

SAMENVATTING RAPPORT

Het onderzoek, waaraan meer dan 300 onderwijsprofessionals deelnamen, toont aan dat meningen over de pedagogische studiedagen sterk verdeeld zijn. Hoewel een grote groep leraren deze dagen waardeert voor teambuilding en professionele ontwikkeling, is er ook behoorlijk wat kritiek op de praktische toepasbaarheid en de efficiëntie ervan.

Uit de bevindingen blijkt dat pedagogische studiedagen als effectief worden gezien wanneer ze:

  • Verbindend zijn: ruimte bieden voor teamgeest en collegiale samenwerking.
  • Professionaliserend zijn: leerkrachten bijscholen rond relevante thema’s.
  • Praktisch toepasbaar zijn: directe inspiratie bieden voor de klaspraktijk.
  • Relevant zijn: inspelen op de specifieke noden van de leraar of het lerarenteam.
  • Duurzaam zijn: zorgen voor langdurige impact op de professionele ontwikkeling.

De hervormingen uit het regeerakkoord (31/09/2024) leggen de klemtoon op meer onderwijstijd voor leerlingen en een duurzame verankering van professionalisering doorheen de loopbaan van leraren. Wat betekent dit concreet? Voor het basisonderwijs is er weinig verandering in het aantal pedagogische studiedagen (drie halve dagen). De grootste wijziging daar ligt in het feit dat basisscholen nu verplicht zijn om een pedagogisch alternatief voor leerlingen te voorzien tijdens deze dagen, waardoor de impact van deze dagen op de onderwijstijd van leerlingen beperkt wordt. Voor het secundair onderwijs is de verandering veel ingrijpender. Leraren moeten hun professionalisering buiten de lestijd van de leerlingen organiseren, wat een uitdaging kan vormen in termen van tijd en planning. Op het tijdstip van de publicatie van dit rapport is het evenwel niet duidelijk of enerzijds nog steeds afwijkingen mogen aangevraagd worden op het aantal studiedagen in het basisonderwijs, en anderzijds wat er precies bedoeld wordt met ‘buiten de lestijd’ in het secundair onderwijs. Indien collectieve momenten voor samenwerking en teambuilding wegvallen, kan dit de samenhang binnen scholen aantasten. Bovendien kan een beperking van formele bijscholingsmomenten leraren minder kansen bieden om zich verder te professionaliseren.

We onderstrepen in het rapport dat het succes van de hervorming zal afhangen van de mate waarin ze aansluit bij de behoeften van leraren en scholen. Beleidsmakers zullen zorgvuldig moeten balanceren tussen het waarborgen van onderwijstijd en het bieden van voldoende en zinvolle professionele ontwikkelingsmogelijkheden.