Differentiëren en remediëren
Dat scholen en klassen in Vlaanderen vandaag de dag gekenmerkt worden door een zeer diverse leerlingengroep, behoeft geen verdere uitleg. Alle leerlingen de vooropgestelde leerdoelen doen behalen, op een voor elke leerling efficiënte en uitdagende manier, veronderstelt dat leerkrachten optimaal inspelen op de verschillen tussen deze leerlingen. In dit verband worden de termen ‘differentiatie’ en ‘remediëring’ vaak door elkaar gehaald. Deze begrippen worden in wat volgt verduidelijkt.
Differentiatie is het proactief, positief en planmatig inspelen op verschillen tussen leerlingen, met het oog op het grootst mogelijke rendement voor elke leerling in functie van motivatie, leerwinst en leerefficiëntie (Struyven et al., 2019). Zo wordt elke leerling op zijn manier uitgedaagd. Om dit mogelijk te maken, moeten maatregelen genomen worden die erop gericht zijn het onderwijsleerproces zoveel mogelijk af te stemmen op deze verschillen tussen leerlingen (Van der Vegt, Kieft & Bekkers, 2019). Dit kunnen pedagogische, didactische, organisatorische of inhoudelijke maatregelen zijn.
Evaluatie is ook nodig in functie een gepaste remediëring. Remediëring houdt in dat leerkrachten, door middel van gerichte hulp, tekorten of moeilijkheden met bepaalde leerinhouden bij leerlingen wegwerken. Ondanks een gedifferentieerde onderwijspraktijk kunnen bepaalde leerlingen immers nog steeds nood hebben aan extra ondersteuning om aldus de leerdoelen te behalen. Deze gerichte hulp kan – of beter: moét, volgens de behoeften van de leerlingen, net zoals bij differentiëren – verschillende vormen aannemen, zoals bijkomende oefeningen of een extra les.
Kortweg zou men dus kunnen stellen dat, wanneer doelbewust en systematisch aan de slag gegaan wordt met de verschillen tussen leerlingen, er sprake is van differentiatie. Er wordt aan de leerlingen een aangepast traject aangeboden op basis van verschillen om alle leerlingen voldoende uit te dagen. Wanneer er vooral getracht wordt om tekorten bij bepaalde leerlingengroepen weg te werken en de verschillen tussen leerlingen kleiner te maken, is er eerder sprake van remediëring. Wat wanneer best gebeurt, wordt bepaald door verschillende factoren, zoals de mate waarin leerlingen verschillen, de grootte van de klasgroep, etc.
Beide hebben echter gemeen dat het gaat om inspelen op de noden van de leerlingen op een voor elke leerling zo efficiënt en uitdagend mogelijke manier, om aldus de leerdoelen bij elke leerling te bereiken. De leerkracht moet er immers blijvend over waken dat zijn/haar leerlingen aan het einde van de rit de beoogde leerdoelen behaald hebben. Deze noden kunnen zeer divers zijn, en bijgevolg moet ook de onderwijspraktijk van de leerkracht gevarieerd zijn.